Het nieuw Wetboek van Strafvordering, zoals bepaald bij de wet van 22 juli 2018 dewelke van kracht is gegaan op 17 augustus 2018, voorziet thans enerzijds in de mogelijkheid voor het Openbaar Ministerie om burgers te laten infiltreren in criminele middens en anderzijds in een regeling met betrekking tot spijtoptanten oftewel personen die belangrijke informatie aanleveren aangaande misdrijven, mededaders of medeplichtigen.
De eerste nieuwigheid voorzien in de wet van 22 juli 2018 betreft de burgerinfiltratie, die net zoals de reeds bestaande informatenwerking, infiltratie en observatie een bijzondere opsporingsmethode is.
Deze methode houdt in dat een burger, desgevallend met een fictieve identiteit, infiltreert in een crimineel milieu, dit met het oog op het verkrijgen van relevante informatie in het kader van een lopend strafonderzoek.
Daarbij zal deze burger ook straffeloos welbepaalde misdrijven kunnen plegen, vanzelfsprekend in zoverre het een en ander noodzakelijk is om de waarheid aan het licht te brengen.
De beoordelingsbevoegdheid omtrent het een en ander ligt in handen van het Openbaar Ministerie, dat, na bepaalde afwegingen te hebben gemaakt, kan overgaan tot uitvaardigen van een machtiging.
Deze nieuwe opsporingsmethode verschilt enerzijds met de bestaande infiltratie daar zulks voorbehouden is aan politieambtenaren die een specifieke opleiding genoten hebben, en anderzijds met de informantenwerking, daar het voor deze personen verboden is om enig misdrijf te plegen.
Vanzelfsprekend voorziet de wetgever in relatief strenge voorwaarden.
Zo kan een burger enkel als infiltrant worden ingeschakeld in het kader van welbepaalde misdrijven, dewelke limitatief voorzien zijn in de nieuwe wet.
Op die manier wordt tegemoet gekomen aan de vereiste inzake proportionaliteit.
Het gaat in het algemeen om misdrijven waarvan de mogelijke impact op de maatschappij als dermate ingrijpend wordt geacht, zoals bijvoorbeeld terroristische misdrijven.
Bovendien dient de keuze voor burgerinfiltratie ook steeds de subsidiariteitstoets te doorstaan. Daarbij moet nauwgezet nagekeken worden of deze resultaten niet bekomen kunnen worden aan de hand van minder ingrijpende methodes, zoals bijvoorbeeld de infiltratie door een politieambtenaar.
Tot slot dient opgemerkt te worden dat er ook een uitgebreid controlemechanisme werd voorzien teneinde een doeltreffende controle te kunnen doen op zowel de inzet als de uitvoering van deze bijzondere opsporingsmethode.
Naast de invoering van de burgerinfiltratie werd middels de nieuwe wet ook een algemene regeling inzake spijtoptanten uitgewerkt.
Een spijtoptant betreft een persoon die in verdenking is gesteld voor, beklaagd of beschuldigd is van of veroordeeld is voor gelijk welk misdrijf én die substantiële, onthullende, oprechte en volledige verklaringen aflegt aangaande de eigen betrokkenheid of de betrokkenheid van anderen bij gepleegde misdrijven.
De spijtoptant moet niet noodzakelijk een aandeel hebben in de feiten die onderzocht worden.
Het zou bijvoorbeeld kunnen dat een persoon, die in een bepaald dossier geviseerd wordt en vervolging vreest, relevante informatie opvangt voor een ander onderzoek en daarover de nodige verklaringen wenst af te leggen.
Net zoals bij de burgerinfiltratie kan het Openbaar Ministerie zich op deze regeling beroepen indien het onderzoek zulks vereist en wanneer de overige middelen van onderzoek niet lijken te volstaan om de waarheid aan het licht te brengen.
Bovendien werd een limitatieve lijst van misdrijven in de wet opgenomen, waarbij vaststaat dat het enkel en alleen gaat over misdrijven waarbij het mogelijk is om communicatie te intercepteren.
De regeling inzake spijtoptanten is dan ook niet in élk strafonderzoek mogelijk.
Wanneer een spijtoptant overgaat tot bovenstaand vermelde verklaringen volgt er een schriftelijke toezegging van het Openbaar Ministerie in het kader van de uitoefening van de strafvordering, in het kader van de strafuitvoering of in het kader van de detentie, waarbij steeds de proportionaliteit voor ogen wordt gehouden.
Zo geldt er voor misdrijven mét geweld of bedreiging een trapsgewijze strafvermindering, terwijl er voor misdrijven zonder geweld of bedreiging een verminderde straf, een alternatieve straf of een eenvoudige schuldigverklaring kan toegezegd worden.
Voor terroristische misdrijven geldt een aparte regeling.
De voormelde toezegging dient echter steeds bekrachtigd te worden door de strafrechter, dewelke op zijn beurt een wettigheids- en proportionaliteitstoets zal uitvoeren.
Vanzelfsprekend dienen burgerinfiltranten en spijtoptanten rekening te houden met de risico’s.
Vermits zij cruciale informatie doorspelen aan het Openbaar Ministerie kunnen zij zonder twijfel in gevaarlijke situaties terechtkomen.
De wetgeving inzake getuigenbescherming houdt hier echter rekening mee en werd in het licht van de invoering van de regeling aangaande spijtoptanten uitgebreid. Zo zijn er beschermingsmaatregelen voorzien indien dit nodig zou blijken.
Niet geheel onverwacht waait er een sterke kritische wind met betrekking tot deze verregaande inmenging van de overheid en de vele risico’s die daaraan verbonden zijn.
Daar waar de wet wel theoretische waarborgen invoert, rijst de vraag in hoeverre deze waarborgen in de praktijk zullen worden nageleefd.
De grens met ongeoorloofd overheidsoptreden is immers flinterdun en bovendien zeer moeilijk te controleren.
Wenst u hierover meer informatie te krijgen of had u graag een advocaat onder de arm genomen om uw belangen in het kader van een – al dan niet reeds aangevatte – strafzaak nauwgezet te verdedigen, neem dan contact op met advocaten Du Moulin & Partners.